Picadillo is één van de heerlijke gerechten van de Cubaanse diaspora: een zachte, geurige stoofpot van gehakt en tomaten plus rozijnen voor het zoet en olijven voor het zout. Versies bestaan in heel het Caribisch gebied en in Latijns-Amerika. Deze combinatie is van rundergehakt met intens doorgewinterde gedroogde Spaanse chorizo in een sofrito van uien, knoflook en tomaten, en geuren met rode-wijnazijn, kaneel en komijn, samen met laurier en snuifjes gemalen kruidnagel en nootmuskaat. Voor de olijven kan je experimenteren met piment gevulde groene olijven of zwarte zonder pit.
Ingrediënten:
2 eetlepels extra vergine olijfolie
2 middelgrote gele uien,
geschild en fijngesneden
60 gram droge chorizo, in blokjes gesneden
4 teentjes knoflook, gepeld en
gehakt
1 ½ pond rundergehakt
Grof zout en versgemalen zwarte
peper
4 rijpe tomaten, gehakt, of een
groot blik hele tomaten, uitgelekt en kleingemaakt
2 eetlepels rode-wijnazijn
1 eetlepel gemalen kaneel
2 theelepels gemalen komijn
2 laurierblaadjes
Snufje gemalen kruidnagel
Snufje nootmuskaat
⅔ cup (ca. 120 gr) rozijnen
⅔ cup ontpitte gevulde olijven .
Bereiding:
- Verhit de olijfolie in een grote zware braadpan op middelhoog vuur. Voeg ui, chorizo en knoflook toe, roer door en bak tot ze zacht beginnen te worden, ongeveer 10 minuten.
- Voeg het gehakt toe en bak het bruin en rul het met een vork. Breng op smaak met zout en zwarte peper.
- Voeg tomaten, azijn, kaneel, komijn, laurier, kruidnagel en nootmuskaat toe en roer door. Zet het vuur lager en laat de picadillo ongeveer 30 minuten sudderen, met deksel op de pan.
- Haal de deksel van de pan en voeg de rozijnen en de olijven toe. Laat de picadillo nog eens 15 minuten of zo op het vuur staan tot het meeste vocht ingekookt is.
Serveer met witte rijst. Of doe het in een tortilla, een klef wit
broodje (sloppy Joe), in empanadas, met zoete aardappelen. Waarom niet met pasta of couscous.
Als variatie kan je er nog een pepertje en/of chocola door doen. Of kappertjes erover strooien.
Je kunt het een dag van tevoren klaarmaken.
Gebaseerd op een recept uit Cocina Criolla uit 1954 van Nitza Villapol; de Julia
Child van Cuba